
Aan de rechterrand van het kunstwerk duikt een opvallend element op: een deel van een tassenwinkel met een gebogen glazen vitrine. Het glas buigt niet alleen het licht, maar ook de werkelijkheid: in de reflectie verschijnt de overkant van de Bakkerstraat, waar gevels, ramen en straatmeubilair spookachtig in het kromme oppervlak worden vervormd. Deze reflectie blijkt gelaagder dan op het eerste gezicht lijkt, want in het spiegelbeeld wordt opnieuw een reflectie zichtbaar — een subtiele weerkaatsing van de kant van de straat waar de kijker zelf staat.
Deze visuele echo’s versterken het gevoel van diepte en verwevenheid; verleden en heden, binnen en buiten, kijken en bekeken worden, smelten samen in één momentopname. “Het Jodenrijtje” nodigt de toeschouwer uit om niet alleen naar de steeg te kijken, maar ook naar de sporen van tijd en perspectief die in het stedelijke weefsel zijn vastgelegd.