
Onder de ramen staan eenvoudige houten kerkbanken, rechtlijnig opgesteld, hun verweerde oppervlak getuigend van generaties die hier samenkwamen in stilte en bezinning. Boven alles welft zich een zacht gebogen plafond, een architectonisch gebaar dat de ruimte omhult en een gevoel van geborgenheid biedt. De boog lijkt het hemelse te naderen zonder zich op te dringen.
In het midden, onder de ramen, staan drie lege stoelen — eenvoudig, zonder opsmuk. Ze lijken te wachten op bezoekers, of misschien symboliseren ze de afwezigheid: een stille herinnering aan hen die er ooit zaten, of een uitnodiging voor nieuwe generaties. De leegte rondom de stoelen benadrukt de stilte die het hele werk doordrenkt.
Met subtiele kleuren en een nauwgezet gevoel voor compositie roept het kunstwerk niet alleen een beeld, maar vooral een stemming op: die van bezinning, stilte en verbondenheid met een lange, eenvoudige traditie.